Over ooievaars

Ooievaars zijn koloniebroeders net zoals b.v. reigers en aalscholvers. Ze zoeken elkaars gezelschap op. In ons land zijn de fysieke mogelijkheden daarvoor beperkt. In andere landen zoals Polen, Hongarije of Portugal is het een heel bekend verschijnsel dat grote groepen ooievaars dicht bij elkaar in de buurt nestelen. Bij de herintroductie van ooievaars dat vanaf 1965 tot voor kort bestond werd daarvan gebruik gemaakt. Ooievaars waren voor die tijd vrijwel uitgestorven in Nederland. Er was nog maar een of twee paar die in ons land broedden. De dieren werden gedurende deze periode kunstmatig gekweekt. Ze konden daarbij vrij uitvliegen en op trek gaan. Bij deze buitenstations werden de nesten vlak bij elkaar geplaatst. In Amsterdam kun je dit zien op de vogelweide in Artis. Daar staan een drietal nesten vlak bij elkaar.

Bij het natuurontwikkelingsonderdeel van het Ooievaarsproject Amsterdam willen we proberen om zo’n situatie na te bootsen. Op de plekken waar ooievaars in de stad als met succes broeden kunnen dan enige nesten worden bijgeplaatst zodat er kleine kolonies ontstaan. Voor het ecologisch evenwicht is dat geen probleem omdat de meeste ooievaars maar een gedeelte van het jaar bij het nest verblijven. Gedurende de broedtijd ligt het gebied waar ze foerageren op een grote afstand van het nest. Rond de plek waar de nesten staan zoals in het Vondelpark of Frankendeal wordt nauwelijks naar voedsel gezocht.

Ongeveer de helft van de in ons land verblijvende ooievaars en al de jongen die hier geboren worden trekken na het broedseizoen naar het zuiden. De Frankendaelers blijven ’s winters beide in ons land. Van de Vondelparkooievaars trekt de vrouw ieder jaar terwijl de man in de omgeving blijft rondzwermen. Af en toe slaapt hij op het nest. In het begin van het broedseizoen keren de oudere vogels naar de broedgebieden terug. Er vormen zich dan paartjes. Ooievaars blijven niet zoals men vroeger dacht hun hele leven bij elkaar. Ze zijn serieel monogaam gedurende een broedseizoen, Wel komt het veel voor dat ze meerdere broedseizoenen na elkaar hetzelfde paar vormen.

Aan het begin van het broedseizoen zoeken de ooievaars een nest. Liefst bij elkaar in de buurt. De nesten waarop ze al eerder broedden zijn daarbij favoriet. Meestal keert het paar (of een van de twee met een andere partner) terug naar het nest van het vorige jaar. Omdat er meestal maar één beschikbaar is op een plek, vinden er hevige knokpartijen plaats. Je kunt dan vaak ook meerdere ooievaars in de lucht zien. Meestal lukt het het oorspronkelijke paar, al dan niet met een andere partner dus, om het nest te behouden. De aanvliegende ooievaars moeten dan naar elders uitwijken.

Ooievaars zijn voor ons mensen individueel niet te herkennen. Alleen als ze geringd zijn kun je vaststellen met welk dier je te doen hebt. Het is daarom voor het ooievaarsproject van belang dat in de toekomst de jongen van de nesten in Amsterdam geringd worden. We kunnen dan zien waar ze blijven en naar verloop van tijd ook welke dieren broeden. Het ooievaarsproject Amsterdam wordt door een groot bedrijf gesponsord. We mogen gedurende de weekends gratis gebruik maken van hoogwerkers om de jonge te ringen, nesten te onderhouden e.d.